E-modules fysische geografie voor vakdocenten
Samen met de opleiding SGPL heeft de opleiding AW zich verplicht aan het verzorgen van de training van toekomstige en praktiserende docenten van het
middelbare schoolvak aardrijkskunde. Het onderwijs vindt onder meer plaats via e-modules. De e-modules op het deelgebied fysische geografie, grotendeels bijgedragen door de opleiding AW, zijn aan herziening toe: het examenprogramma aardrijkskunde verandert en hetzelfde geldt voor de bacheloropleiding AW waarin de training is gestoeld.
Achtergrond
De Universiteit Utrecht biedt meerdere mogelijkheden om de bevoegdheid te behalen om les te geven als docent aardrijkskunde. Om een eerstegraads
bevoegdheid te bereiken is het vereist om voldoende vakken te hebben gevolgd in het kerndomein van de aardrijkskunde, waaronder minstens 20 EC sociale
geografie en minstens 20 EC fysische geografie op universitair niveau. Het is o.a. om deze reden dat studenten van de opleiding Sociale Geografie en Planologie
(SGPL) cursussen volgen bij de opleiding Aardwetenschappen (AW). Om het voor deze studenten eenvoudiger te maken voldoende vakken te volgen en, heel
belangrijk, om de relevante cursussen ook toegankelijk te maken voor mensen die reeds als (tweedegraads) docent actief zijn, is er een serie e-modules ontwikkeld. De e-modules aangeboden door AW bestaan grotendeels uit materiaal dat “op afstand” (thuis, in eigen tijd) wordt bestudeerd: opnames van hoorcolleges aangevuld met extra uitleg en oefeningen met de stof die zelfstandig kunnen worden gemaakt. Daarnaast is er een beperkt aantal contacturen op de campus, geroosterd aan het einde van de middag.
Doel
Doel van dit project is het opstellen van twee nieuwe e-modules.
Projectomschrijving
Het doel van dit USO-voorstel is ondersteuning te verkrijgen bij het ontwikkelen van twee nieuwe e-modules (beide 7,5 EC) voor de hierboven beschreven
doelgroep. In nauwe samenwerking met de coördinator van de e-modules, dr. Tim Favier, en de docenten uit de betrokken eerstejaars AW-cursussen (Boschman, Cohen, Beelen & Hoek), zouden hierbij ten minste de volgende punten aandacht moeten krijgen:
(1) Wat is de gewenste inhoud van de e-modules? Welke basisbegrippen, concepten en processen dienen idealiter aan bod te komen en op welke manier
kan ruimte worden gecreëerd voor de nieuwe, specifieke, thema’s uit het examenprogramma? Hierbij is het zaak goed te letten op de aansluiting met de emodules bijgedragen door SGPL.
(2) Welke onderdelen uit de cursussen van het herziene eerste jaar (of uit de al bestaande modules) zijn geschikt om een plaats te krijgen in de e-modules en
in welke vorm?
(3) Zijn er onderdelen die op zich geschikt zouden zijn maar waarvoor er extra achtergrondinformatie dient te worden aangeboden (bijvoorbeeld: basis
scheikunde bij het onderwerp “mineralen”).
(4) Zijn er aardwetenschappelijke onderwerpen waarvoor nieuw materiaal ontwikkeld zou moeten worden? Een voorbeeld zou zijn uitleg en oefeningen over
een onderwerp (proces of vraagstuk) dat speelt in de Nederlandse context.
Resultaten
Het aanpakken van de bovenstaande vragen met een toegewijde student-assistent maakt het mogelijk de problematiek te benaderen vanuit het oogpunt van de
doelgroep, en niet automatisch te vervallen in de pragmatische oplossing waarbij wordt gedacht vanuit de bestaande cursussen. Beoogd wordt een puntsgewijze
opzet van 2 nieuwe e-modules: leerdoelen, inhoud hoorcolleges, extra (achtergrond)materiaal, oefeningen (te maken in eigen tijd en op campus) en uitgangspunten voor toetsing.