Er lijkt een groeiende behoefte aan ruimte voor diversificatie in de eindfase van de master te ontstaan. Dit heeft niet alleen betrekking op de vorm van het
eindproduct maar ook op het onderzoeksproces dat bijvoorbeeld minder individueel of meer kort cyclisch zou kunnen worden ingericht.

Achtergrond

De B&O-masteropleiding heeft een 60-EC curriculum waarin studenten in zeven masterprogramma’s worden opgeleid tot gemotiveerde mensen die vanuit academische kennis betekenisvol willen en kunnen zijn in het (helpen) oplossen van publieke vraagstukken. De masterprogramma’s bieden studenten programma- of domeinspecifieke kennis en inzichten en daarmee inhoudelijke specialisatie. De opleidingsdoelen zijn gelijk voor de masterprogramma’s. In periode 3-4 doen studenten in het opleidingsbrede onderzoeksseminar individueel afstudeeronderzoek uitmondend in een scriptie en verdediging (totaal 22,5 EC).

Projectomschrijving

Doel

Het doel van dit project is om het opleidingsbrede onderzoeksseminar voor B&O-masterstudenten ten eerste te evalueren en ten tweede te kunnen herzien op het gebied van leerdoelen, programmering en toetsing.

Beoogde resultaten

Op verschillende niveaus worden resultaten beoogd:

1. Het eerste deel van het project levert inzicht op in de behoeften van studenten, docenten, alumni en werkgevers ten aanzien van leerdoelen, programmering en toetsing van het onderzoeksseminar (samengevat in beknopte rapportage). Daarnaast levert een beknopte literatuurstudie state-of-the-art inzichten naar effectieve onderwijsmodellen voor afstudeeronderzoek en alternatieve afstudeervormen op. We doen tevens een beknopte verkenning naar hoe vergelijkbare opleidingen het afstudeertraject inrichten, om daar ‘geleerde lessen’ uit te kunnen halen.
2. Resultaat 1 geeft vervolgens input om een herzien model te ontwikkelen voor het opleidingsbrede onderzoeksseminar. Dit model heeft betrekking op leerdoelen, toetsplan, programmering en werk- en afstudeervormen waarbij al deze onderdelen op elkaar afgestemd worden (constructive alignment).
3. In het tweede deel van het project wordt een start gemaakt met de implementatie van het evidence-informed model (mogelijk via enkele pilots). Deze eerste ervaringen geven input voor verdere implementatie en bijsturing in latere jaren.
4. De concrete ervaringen die in dit project worden opgedaan bieden relevante inzichten voor andere REBO-opleidingen waarin studenten ook afstudeeronderzoek doen en een scriptie schrijven. Hierbij valt te denken aan inzicht in de manieren waarop een opleiding alternatieve vormen van eindwerkstukken kan ondersteunen en tegelijkertijd kan borgen dat eindproducten van voldoende academisch niveau zijn, hoe een opleiding docenten kan ondersteunen in dit proces en hoe binnen de grenzen van een opleidingsbreed onderzoeksseminar ruimte geboden kan worden voor verschillen tussen disciplinaire programma’s.